zondag 5 mei 2019

VERZETSMAN JOEP HENNEBOEL 1909-1990

Joep Henneboel, geboren Jupp Henneböhl, was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in dienst van de Grüne Polizei, maar wist vanuit die positie in ons land veel Nederlanders te redden. Elk hoofdstuk/ bericht bestrijkt een zelfstandige periode, hieronder aangegeven met een link. De gebeurtenissen tijdens die tijdvakken zijn beknopt weergegeven.

1901-1930 JEUGD EN STUDIETIJD
1931-1940 BRUINHEMDEN
1941-1945 'WILT U NAAR HUIS?'
1946-1950 GETUIGEN
1951-1960 HUWELIJK
1961-1980 HENNEBÖHL WORDT HENNEBOEL
1981-2000 VERZETSHERDENKINGSKRUIS
2001-2020 NASLEEP & VERANTWOORDING


Henneboels levensverhaal werd in 2010 op www.punt.nl gepubliceerd, maar dat weblognetwerk werd twee jaar later opgeheven. 

De inhoud is nu weer toegankelijk op Blogger.com, en vanuit historisch oogpunt zijn de oorspronkelijke publicatiedata van de hoofdstukken/ berichten aangehouden.
Was er tien jaar geleden op internet vrijwel niets over Joep Henneboel te vinden, sinds 2014 is er een Wikipediapagina aan deze verzetsheld gewijd. Voor Henneboels levensverhaal op deze weblogpagina is rijkelijk geput uit zijn autobiografie 'Ich konnte nicht anders' en uit krantenknipsels, correspondentie en herinneringen van Ben en Chiel Hemelaar.
   

zaterdag 4 mei 2019

NADERE BERICHTGEVING • 1960-2020

1962 • Officiële bevestiging naturalisatie Joep Henneboel (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 1-11-1962). 


1962 • Cissie en Joep Henneboel in hun sigarenzaak op de Amsterdamse Wittenkade bekijken het document waarin Joep het Nederlandse staatsburgerschap wordt toegekend (De Stem 20-11-1962).


1962 • Joep Henneboel gewaardeerd buurtgenoot (Nieuwsblad van het Noorden 27-11-1962)


1979 • Joep Henneboel over de oorlog en zijn verzet tegen sluiting kerk De Duif (Vrije Volk 17-02-1979)


1990 • Overlijdensbericht Joep Henneboel (Volkskrant 08-08-1990)


1990 Bidprentje & meer interessants op de website ilibrariana.wordpress.comp anno 2012

 

2015 • Nalatenschap Henneboel naar gemeente Zundert (Zundertse Bode 2-12-2015)

2017 • De Duitse Raphaëlskliniek in Münster vernoemt haar bibliotheek naar de vroegere werknemer en latere verzetsman Joep Henneboel (Westfälische Nachrichten 03-09-2017)



dinsdag 1 maart 2011

POLITIE GEDENKT HENNEBOEL • 2001-2010

2008 • 3 september - In Nederland volgen afgevaardigden van de Duitse en de Nederlandse Politiebond het spoor van hun voorganger Joep Henneboel. 2009 staat een tegenbezoek in Nordrhein-Westfalen op de agenda.
Foto/tekst ©Politie Nordrhein-Westfalen

Citaten uit het verslag: "Während der deutschen Besetzung der Niederlande von 1940 bis 1945 war die deutsche Polizei und nicht die Wehrmacht die eigentliche Besatzungsmacht. Der Münsterländer Polizist Jupp Henneboel ist einer der wenigen deutschen Polizisten, der während der Besatzungszeit zum Widerstandskämpfer geworden ist. Ende August haben Mitglieder des Nederlandse Politiebonds und der Gewerkschaft der Polizei in einem dreitägigen Seminar seine Spuren in den Niederlanden verfolgt [...] Der Nederlandse Politiebond (NPB) und die GdP wollen ihre gemeinsame Spurensuche nach Jupp Henneboel, einem „grünen Polizisten im niederländischen Widerstand“, 2009 in Nordrhein-Westfalen fortsetzen."

Zie ook Nederlandse politiebond

zaterdag 5 februari 2011

CISSIE VAN PUTTEN • 1951-2000

Cissie van Putten was dochter van een Nederlandse verzetsman. In 1957 trad zij in het huwelijk met Jupp Henneböhl, voormalig Duits opperwachtmeester van de Grüne Polizei, die gedurende de Tweede Wereldoorlog meerdere verzetsdaden pleegde in Nederland.
Met haar echtgenoot runde zij een sigarenzaak aan De Wittenkade 95 in Amsterdam-West. Van Putten ontmoette met haar man vele bekendheden, van wie hier enkele foto' staan afgebeeld.

Bisschop van Haarlem mgr. Huibers feliciteert het bruidspaar Henneböhl-Van Putten • 1957

Wereldkampioen atletiek Fanny Blankers-Koen feliciteert het bruidspaar • 1957

Ontmoeting met de burgemeester van Heemstede A.G.A. van Rappard • jaren 60

Joep draagt zijn autobiografie op aan echtgenote Cissie • 1974

Ontmoeting met het Duitse voetbalelftal SV Berge en het Amsterdamse S.L.T.O. • 1974

Ontmoeting met de Amsterdamse burgemeester Ed van Thijn • 1984
 

Op audiëntie bij paus Johannes Paulus II in Rome • mid jaren 80
  

donderdag 20 januari 2011

KRITIEK • 2001-2010

Thomas Köhler, Westfälische Universität

Duits historicus Thomas Köhler publiceert in 2006 het artikel 'Polizisten in Nationalsozialismus als Täter und Retter'. Daarin bespreekt hij autobiografieën van mensen als Joep Henneboel zeer negatief.

Köhler stelt: "Als „grüner“ Polizist während des Zweiten Weltkrieges in Amsterdam eingesetzt, rettete er am 6. Dezember 1944 eine Gruppe katholischer Geistlicher vor der Deportation. Nach Ende des Krieges reiste Henneboel illegal nach Holland ein, um sich dem Bergbaudienst in Deutschland zu entziehen. Mit Hilfe von Bescheinigungen der von ihm geretteten Priester gelang es ihm, die niederländische Staatsangehörigkeit zu erhalten. Als problematische Ego-Dokumente charakterisierte Spieker vor allem Henneboels in verschiedenen Versionen erschienene autobiographische Schriften, die nicht frei von Selbstinszenierung und -überhöhung, auch in Bezug auf „Rettungstaten“ selbst, seien."

Kortom, na de oorlog bij terugkeer in Duitsland weigerde Henneböhl de door de geallieerde bezetter opgelegde dwangarbeid in de mijnen, en alleen daarom zou hij volgens Köhler zijn verdiensten als verzetsman flink hebben overdreven, teneinde het Nederlandse staatsburgerschap te verkrijgen.

Het is best mogelijk dat Henneböhl dertig jaar na de oorlog niet alles meer exact wist, alleen al omdat hij toen in zeer gestreste situaties verkeerde. Maar alleen al het aantal getuigen, het onderzoek door de Nederlandse politie, de officiële verklaringen, en het feit dat er na het verschijnen van zijn biografie geen onthullingen in de pers verschenen over eventuele verzinsels, leidt tot de slotsom dat historicus Thomas Köhler een ernstige fout begaat.

Blijft de vraag waarom Joep Henneböhl zoveel risico heeft genomen? Naar eigen zeggen vanwege het Katholieke milieu waarin hij opgroeide, zijn geloofsovertuiging: 'Ich konnte nicht anders'. Maar wat bij het bekijken van de foto's meteen opvalt zijn Henneböhls pretogen, bijna elke kiek is het raak. Hij had niet alleen een afkeer van fascisme, maar hij was een enthousiaste persoonlijkheid, en waarschijnlijk zat het in zijn karakter om ook voor eigen plezier bruinhemden een hak te zetten. Een andere verklaring gaf Chiel Hemelaar, die met de oud-verzetsman bevriend was: Henneboel zou een blinde vlek voor gevaar hebben gehad.

Gelukkig maar, zou ik zeggen. En al zou Henneböhl maar één Nederlander het leven gered hebben, zelfs dan was dat voor een Duitser in de oorlogsjaren een levensgevaarlijke verzetsdaad. Bovendien zijn er meer getuigenissen dan de door historicus Köhler genoemde geestelijken, die door Henneböhls toedoen aan deportatie ontkwamen. Daarbij werden ook minder ingrijpende verzetsdaden als sabotage aangemerkt, zoals het verstrekken van vrijwaringbewijzen aan Nederlanders voor in beslag genomen fietsen, ook iets waar Henneböhl zich schuldig aan maakte. 

  

zaterdag 25 december 2010

HET EINDE VAN EEN WARE DROOM • 1981-1990

Katholiek Nieuwsblad - Achtergrond - 31 augustus 1990

JOEP HENNEBÖHL NU ZELF BEVRIJD - Het leven is vaak wonderlijker dan we het kunnen verzinnen. Zelden lees ik dan ook een sprookje, schaarser een roman. Bij de begrafenis van Joep Henneböhl begin augustus werd mij dit nog eens bijzonder duidelijk.

Over afgestorvene zou je een boek kunnen schrijven. Dat is dan ook gebeurd en wel door hem zelf. Het luidt ‘Joep Henneböhl vertelt’ met als ondertitel maar je kunt ook zeggen als verklaring van wat hij ons te vertellen heeft: ‘Ik kon niet anders’. Een goede titel want het verraadt een instelling. Anderen dreven hem tot het neerleggen zijner ervaringen, zelf zou hij er niet eens aan gedacht hebben. Het boek leert ons de opkomst van het nationaal-socialisme en brengt ons het woord van Ovidius in gedachte: in principio obsta, weersta in den beginne. Eenmaal in de macht van een ideologie is het haast ondoenlijk aan haar greep te ontkomen. Dat gold in de nazitijd ook voor de Duitsers, wat maar al te vaak wordt vergeten.

In de gevangenis van Scheveningen, lezen we, bevonden zich meestal zes- tot zevenhonderd soldaten in hechtenis wegens ‘sabotage’… De meest geslaagde saboteur is en blijft auteur, opperwachtmeester bij de Grüne Polizie die zich van meet af aan verzet heeft tegen het nationaal-socialisme en als Grüne in het bezette Holland honderden jongemannen wist te bevrijden. Als Duits militair uiteraard een onmogelijke opdracht. Opdracht? Ja, van zijn geweten dat geen onrecht kon verdragen. Met de grote razzia’s is hij zeer actief geweest in Delft, Den Haag, Heemstede, Haarlem en Amsterdam. In de Prinsenstad gaf hij met één brutale zet 200 jonge kerels de vrijheid terug. In gesloten formatie trokken deze naar het station onder leiding van een luitenant. “Zal ik die lui even wegbrengen?” stelde hij de officier voor. Aldus geschiedde. Hij sloeg een zijstraat in en riep: “Jongens, zie dat je wegkomt!” Wanneer anderen een rustdag namen meldde hij zich vol ijver, “ik jaag graag op schorem!” luidde zijn verklaring…

Het voortdurend spel met leven en dood stelde uiteraard de hoogste eisen aan zijn zenuwen. Zelf daar getuige van geweest in Heemstede moet ik dat even memoreren. Op Berkenrode, de grote buitenplaats waar we toen woonden, hadden ook de Broeders van de Christlijke Scholen hun tehuis, daar hun eigen klooster gevorderd was. Henneböhl ontmoet ze op het Stationsplein te Haarlem “klaar voor transport naar Emmerik”. Er werd nog een geestelijke ‘aangevoerd’ op de fiets omdat hij door een verzwering aan zijn voet niet lopen kon. “De Heilige Geest op de fiets” riep iemand. Of die ‘iemand’ een Nederlander of een Duitser was geweest is vermeldt het verslag niet, het was de Grüne voldoende om alle geestelijken op het plein te verzamelen en als ‘zwarte kolonne’ naar Heemstede terug te doen marcheren. Wanneer de opperwachtmeester door hogere officieren onderweg gevraagd werd wat dat te betekenen had riep de ‘dienstklopper’: ‘Spezialauftrag!’

Zo trok de optocht door de poort van Berkenrode en we lezen: “Toen moest ik absoluut even slapen want ik was op van alle emoties die nacht en ochtend. Ik ging op een divan liggen in een kamer die mevrouw Bomans me aanbood en hoopte een half uurtje te kunnen slapen.” Wat ik hem na de oorlog verteld heb staat niet in het boekje, namelijk dat binnen een spouwmuur van dezelfde kamer ondergetekende de loop der gebeurtenissen afwachtte. Een pikanterie “kostelijk om te horen” schreef Joep mij toen hij allang genaturaliseerd Nederlander was.

Aan het graf sprak een van de vroegere broeders door hem bevrijd. “Er staat een mens op van Godswege gezonden, zijn naam was Johannes” nam hij als motief door het te vertalen met “zijn naam was Joep Henneböhl”. Het lijkt een gewaagde vergelijking maar ook Joep was een gedrevene. Het kostte hem niet zijn kop zoals Johannes de Doper, hij stierf na een heldhaftig gedragen lijden aan de gevreesde ziekte en wel te Zundert waar Gerard van Wayenburg, een klasgenoot van mij, nu pater Bavo van de Trappistenabdij aldaar en eveneens door Joep bevrijd, hem en de Nederlandse waarmede hij na de oorlog in het huwelijk was getreden een aardig huis bezorgde om hem tot de laatste snik te begeleiden en bij te staan. Hij droeg ook de mis op in de Willibrorduskerk te Klein Zundert geassisteerd door mijn jongste broer Johannes Baptista en de pastorale medewerker die in zijn predikatie de afgestorvene vergeleek met Abraham in de vreemde en diens vertrouwen op God als enige gezagsdrager.

Prachtige kransen en bloemstukken sierden de kist, zonnebloemen van Vincent van Gogh die in dezelfde plaats het levenslicht zag met witte anjelieren aldus door de pauselijke kleuren de band verzinnebeeldend die Joep met Rome bond. Op een der mooiste stond: “Broeders uit Heemstede, uit dankbaarheid”, op een ander, van pater Bavo:

Leef nu vrij in Hem
Die jou hielp anderen te bevrijden.
Je kon niet anders.
Bedankt Joep!

Thuisgekomen las ik de volgende dag in een annonce dat de begrafenis in familiekring had plaatsgevonden. Hiertoe te zijn uitgenodigd vervult mij opnieuw met dankbaarheid, nu t.o.v. de 81-jarige.

Jan Bomans

   

dinsdag 21 december 2010

NIET ELKE DUITSER WAS TOEN EEN NAZI • 1981-1990


Algemeen Dagblad - maandag 26 maart 1984 - tekst Jos Gerards

CLOSE-UP — Deze week: Joep Henneboel (75), geboren als Jupp Henneböhl in het Duitse dorp Berge. In de oorlogsjaren was hij als lid van de Grüne Polizei gestationeerd in Amsterdam. Een ‘goede’ Duitser, een witte raaf onder de Groenen. Honderden Nederlanders redde hij uit de klauwen van de Nazi’s. ‘Ik kon niet anders’, voert Henneboel ter verontschuldiging aan. In 1948 kwam hij terug naar Amsterdam, negen jaar later trouwde hij met Cissy van der Putten, dochter van een Mokumse verzetsman, en begon hij een sigarenzaakje op de Wittenkade. In 1962 werd hij genaturaliseerd: Henneböhl werd Henneboel. Een gelovige, bescheiden, hartelijke man. Een Grüne die onder alle omstandigheden mens bleef. Verleden maand ontving hij uit handen van burgemeester Ed van Thijn het Verzetsherdenkingskruis.

”Als een jonge vent van amper twintig, maakte je je niet veel zorgen over de politiek. Hitler, de NSDAP, het kruis met de omgebogen uiteinden, het zei je niets. In januari 1932 zag ik ze voor het eerst in Münster. Bruine overhemden en broeken, bruine koppelriem waarin een dolk stak, bruine laarzen en aan de linkerarm de rode band met dat kruis. Vecht tegen deze kerels in het bruin, waar ze ook opduiken. Deze woorden hield professor Ramstedt, onder wiens leiding ik als student anatomie in Münster werkte, mij voor. Ik was alleen verwonderd over de bezorgdheid waarmee de man die woorden tot mij sprak.

Jaren later begreep ik zijn woorden pas. Verzette je je tegen het regime, dan was je niet meer zeker van je leven. De Gestapo en de SD gingen met onmeedogende bruutheid te werk. In de Gütenbergstrasse in Münster, op het bureau van de Gestapo, maakten ze het soms heel kort met de gearresteerden. Moet jij eerst nog koffie hebben vroegen ze de commandant, schijnbaar nog bezorgd. Goed, eerst maar koffie drinken. Dit antwoord betekende, dat de ongelukkige naar een kelder zou worden gesleept, waar hij niet meer levend uit zou komen. Ik trof het nog goed. Ik werd ingedeeld bij de treinpolitie. Maar in april 1942 werd ik opgeroepen voor de opleiding tot ‘Grüne’. Die opleiding tart alle beschrijving. In de drie maanden dat ik werd klaargestoomd voor dat gehate uniform, pleegden negen van mijn kameraden zelfmoord. Ze konden er niet tegen.

Amsterdam werd mijn standplaats. Ik was er al eens eerder geweest, in 1935 voor de voetbalwedstrijd Nederland-Duitsland. Wat een enthousiasme brak er in het Olympisch Stadion los toen Nederland zijn twee-nul achterstand in de tweede helft inliep. Je werd als Duitser met de nek aangekeken. Dat kon ook niet anders. Door toeval kreeg ik contact met Hollanders. Mijn commandant stuurde me erop uit om stof voor een kostuum te gaan kopen. Overal waar ik probeerde om de verlangde bruine stof te krijgen, was het: Die hebben we niet! Voor jou, bedoelden ze uiteraard. Uiteindelijk kwam ik in de Bijenkorf terecht. Voor de zoveelste maal kreeg ik ‘neen’ te horen. Ik vroeg naar de chef van die afdeling. Hij maakte mij duidelijk dat hij met de ‘moffen’ niets te maken wilde hebben. Dat woord ontviel hem gewoon, ik nam hem dat niet kwalijk en lachte erom. Ik vond het ook een leuk woord. Hij zette grote ogen op toen hij zag dat een Duitser moest lachen om dat woord, maar het ijs was gebroken. Via die chef, Cor Rodermond, kwam ik in contact met het Amsterdamse verzet.

Er voor zorgen dat iemand zijn fiets kon houden, het regelen van een Ausweis, met kleine dingen hielp ik het verzet. Ik dacht daar niet over na, je medemens helpen, zo was ik opgevoed. Dat klinkt onnozel, maar zo was het. Alle mensen zijn gelijk, ongeacht geloof, kleur of nationaliteit, had vader ons voorgehouden. Nogmaals, in 1984 klinkt dat naïef, maar het was gewoon de realiteit. Opgevoed in een arm gezin met tien kinderen waarin het geloof centraal stond. Streng katholiek opgevoed, ja, maar ik ben er blij om. Nog wist ik toen niet – en geloof me, de meeste Duitsers hebben het werkelijk tot aan het einde van de oorlog niet geweten – met wat voor duivels sadisme de joden werden vervolgd en hoe ze voor het grootste deel in de gaskamers de dood vonden.

Heel toevallig kwam ik iets te weten, in die oorlogsjaren wel te verstaan, over deze gruwelijke barbaarsheid. Het moet januari 1943 zijn geweest toen ik Hauptsturmführer Streicher het woord ‘Auschwitz’ hoorde gebruiken. Er werd een groep joden uit de gevangenis op de Weteringschans naar de Handelskade gebracht. Daar hoorde ik die Streicher tegen een officier van politie zeggen: Nou, die zullen over vier-en-twintig uur wel door de schoorsteen van Auschwitz geblazen worden! Toen dat goed tot mij was doorgedrongen, ben ik het verzet gaan waarschuwen voor razzia’s in en rond Amsterdam. Gewoon omdat ik dat nodig vond, ik voelde het zo.

Ik heb heel veel geluk gehad. Als de nood het hoogst is, is Gods hulp nabij. Later werd ik ordonnans bij Luitenant Zerbe. Die man was ook anti-facist, hij vond wat er gebeurde, zeker zo verschrikkelijk als ik. Zerbe wist meestal al twee dagen voor elke razzia, hoe en waar die gehouden zou worden. Hij gaf mij alles door en ik sprong op mijn fiets naar de vrienden van de Bijenkorf.

In één kwestie was ik het met het verzet in Amsterdam niet eens: het leveren van wapens. Ik koesterde gegronde vrees, dat er enkele jongens in de illegaliteit zaten, die het aan Hollandse nuchterheid ontbrak. En trouwens, wat had het voor zin om enkele Duitse soldaten neer te schieten? Ook dat waren mensen, die immers op bevel van een waanzinnige leiding naar Holland moesten. En wie weet, of het schot niet juist diegenen getroffen zou hebben, die het ’t minst verdienden? Aan zoiets wilde ik niet meewerken. Ik was maar een klein onbenullig wachtmeestertje en kon daarom maar op bescheiden schaal helpen. En het was zo simpel, als je er nu aan terugdenkt. Als er een razzia werd gehouden, ging ik gewoon op de hoek van een straat staan en zei tegen de Duitsers, dit hele blok heb ik al uitgekamd, er is hier niemand meer. En dan rukten ze op naar een volgende straat.

Nadenken was er niet bij. Ik stond niet stil bij het gevaar dat ik liep. Het bleef natuurlijk niet onopgemerkt. Op een gegeven moment werd ik gepakt. Negenentachtig dagen in een cel in Scheveningen, dagen van martelend wachten. Achtentwintig kameraden kregen de kogel. Ik kwam vrij op de dag dat mijn vader sneuvelde aan het front, 16 oktober 1943. Het is zinloos om terug te blikken, je moet vooruit kijken. Zo’n verschrikkelijke oorlog, mag er nooit meer komen. Ja, maar sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er op de wereld al weer 150 oorlogen gevoerd. Iran-Irak, Lybië, Israël, de Falklands. Zinloze moordpartijen, we kunnen het waarschijnlijk niet laten.

Het Duitse Rijk telde tachtig miljoen mensen. Elf miljoen waren lid van de partij. Ik wil daar maar mee zeggen dat niet elke Duitser een Nazi was. Er waren ook goede Duitsers. Voor jonge Duitse mannen was er aan het einde van de dertiger jaren weinig keuze. Als het oproepbevel kwam, moest je gaan. Ging je niet, dan kwamen ze je gewoon halen. Zo simpel was dat.”